Sint voelt zich wat schuldig,
Als hij naar ons landje kijkt.
En naar al die lekkernij,
Die in etalages prijkt.
Hij weet het is zo lekker,
En mensen eten het zo graag.
Maar het is wel vaak de reden,
Van een opgezette maag.
De mensen worden dikker,
Want Sint z’n snoepgoed smaakt zo fijn.
En hij is bang dat alle Hollanders,
Straks dikke propjes zijn!
Daarom stuurt hij je dit gedicht,
Om je nu alvast te vragen.
Hem als je ooit een dikkerd bent,
Niet aan te zullen klagen.
Als je dat belooft,
En dat op schrift zet voor zijn Pieten.
Dan kun je ongestoord,
Van al dit lekkers gaan genieten.