Sint is een oude man,
En hij houdt niet van viezigheid.
Hij let altijd op hygiëne,
Zelfs al heeft hij weinig tijd.
Maar niet alleen met douchen,
Ook de vaat moet bij hem schoon.
Want van die restjes op je bord,
Dat vindt de Sint smerig gewoon.
En om nu heel secuur,
Op die vaat te kunnen passen.
Heeft de Sint ook pieten,
Die de borden voor hem wassen.
Jij hebt die luxe niet,
Dus sta jij soms tot ’s avonds laat.
Tussen de vieze borden,
Met je handen in de vaat.
Dat is natuurlijk geen pretje,
Maar dat is veel minder te merken.
Als je fijne spullen hebt,
Waarmee je dan kunt werken.
Sint begrijpt dat dondersgoed,
Daarom heeft hij voor jou iets gekocht.
Dat door zijn vaatwaspieten,
Met precisie is uitgezocht.